Cyprus, deel 1: Een schizofrene hoofdstad
Weg van het koude, natte, winterse België, op naar de zon. Elk jaar betekent februari een week weg naar Zuid-Europa en deze keer valt mijn keuze op het meest oostelijk gelegen eiland in de Middellandse Zee: Cyprus. Een verdeeld land, want één derde is sinds 1977 bezet gebied en wordt enkel door Turkije erkend als de onafhankelijke Turkse Republiek Noord-Cyprus. Sindsdien zat een eenmaking er niet in, en ook voor de komende twee jaar lijkt zoiets onwaarschijnlijk. Het is een bijzonder pijnlijke situatie voor de inwoners van het land, nog steeds. Voorlopig is enkel het Griekstalige Zuid-Cyprus lid van de Europese Unie, sinds 2004.
Mijn vliegtuig landt op de zuidkust, bij Larnaka. Een bus brengt ons naar het centrum, langs een zoutmeer waar flamingo's pootje baden. In de verte ligt de imposante Hala Sultan Tekke moskee. Ik stap uit aan de haven en het brede strand aan de boulevard van Larnaka, bezaaid met palmbomen, en zet me neer in een fleurige bar pal op het strand, op slechts zeven meter van de Middellandse Zee. Zomerse muziek galmt door de boxen. Hier en daar strandstoelen, badpakken, oude Cyprioten met blote bast. Het contrast met het Belgische winterweer kan niet groter zijn. Alles ademt hier toerisme en vakantie uit. De brede strandboulevard leidt naar een historische moskee en het middeleeuwse Larnakafort, waar ik op de pittoreske binnenplaats enkele kanonnen en gotische grafstenen bewonder. De executiekamer was nog tot 1945 in gebruik! De Britse kolonisator hanteerde er de galg voor zijn gevangenen, vaak Cypriotische opstandelingen. Van op de wallen sla ik de wijde omgeving gade, over de hele stad en tot aan de bergen aan de horizon. Op de begraafplaats van de moskee wemelt het van de zwerfkatten.
Ik wandel de zonovergoten stad door naar het noorden, waar enkele interessante kerken zitten, en bezoek de archeologische overblijfselen van het omvangrijke Fenicische Asartetempelcomplex van Kition, de oorspronkelijke naam van Larnaka. Aan het centraal gelegen Europaplein, met een standbeeld van de filosoof Zeno gooi ik mijn reisplanning volledig om door op de eerste bus te stappen die voorbij rijdt. Bestemming Nicosia, zo wil het toeval. En zo ruil ik dit historische vakantiestadje om voor de in twee gespleten hoofdstad van het land, compleet met checkpoints en demarcatielijn, de zogenaamde Green Line, die het Turkse van het Griekse gedeelte scheidt. De oude stad is omgeven door een 5 km lange ringmuur met bastions en gracht. Dit is de nog enige verdeelde hoofdstad ter wereld, wat me natuurlijk nog meer aantrekt om er eens een kijkje te gaan nemen.
Het is valavond wanneer ik me door het doolhof van de binnenstad wurm. Over de centrale winkelstraat Lidras weergalmen de zangen van het avondgebed. Ze trekken me naar het Turkse stadsdeel van Lefkosa (hun naam voor de hoofdstad van Cyprus). Hiervoor moet ik door Checkpoint Lidra Street. Ik kan vlotjes het Griekse stadsdeel uit maar na enkele meters neutrale VN-zone vraagt de politie van de Turkse Republiek Noord-Cyprus mijn paspoort. Heel symbolisch, want dit is natuurlijk geen echte internationale grens. Ik verken de wijk rond de Büyük Han en observeer het gebed bij een van de vele moskeeën die deze authentieke wijk rijk is. Noemenswaardig zijn de Venetiaanse Zuil en de Arabahmetmoskee. De twee minaretten van de Selimiyemoskee zijn sfeervol verlicht en duiken af en toe achter een hoekje op.
De Büyük Han zelf is indrukwekkend: een groot door twee verdiepingen van zuilen en bogen omzoomd binnenplein met centraal een Ottomaanse Mesjid. 's Avonds sfeervol verlicht, wat dit complex van kunstgalerijen en winkeltjes iets magisch geeft. De Selimeyemoskee was oorspronkelijk een gotische kathedraal, uit de 13e eeuw, maar werd na de Turkse verovering van Cyprus in 1571 omgevormd tot moskee. Tussen de twee torenhoge minaretten van de kathedraal hangen de Turkse en Noord-Cypriotische vlaggen, zichtbaar tot in Zuid-Nicosia. Van een politiek statement gesproken! Ik laat mijn schoenen aan het portaal achter en stap deze tempel van rust en sereniteit binnen. Mijn kousenvoeten drukken zich in het dikke rode tapijt. Slechts twee moslims belijden hun geloof, ver weg van elkaar, haast onzichtbaar elk in een hoekje. Het sobere witte interieur straalt niets dan vrede uit.
Snoeihard weerklinken de zangen weer door de luidsprekers in de minaretten. Ze gaan door merg en been. Zo ook de kreet van de Turkse politie wanneer ik door de eerste controlepost stap, in de waan dat ik ook hier mijn paspoort enkel bij de tweede post moet tonen. Fout. Enkele agenten komen me achterna, ik excuseer me bij de bezetter en krijg te horen dat ik de volgende keer beter moet opletten. Ik passeer de met prikkeldraad en zandzakjes afgezette verboden VN-bufferzone op de Green Line en plof neer op het terras van een restaurant in Lidras Street, tegenover de graffiti op de gevel van een KFC-zaak: No borders no nations! Absurde situatie natuurlijk, maar de abrupte overgang van de Turkse naar de Griekse kant is intrigerend, en manifesteert zich niet alleen in de taal - al zijn heel wat plaatsnamen, menu's en reclameborden in het Engels, want ook de Britten hebben hun stempel op dit land gedrukt, van de leeuw en de eenhoorn tot hier en daar een rode telefooncel. In het hele land rijdt men trouwens links.
Ik dwaal door verlaten en amper verlichte straten. Bots op politieke graffitislogans. De Green Line met haar gewapende soldaten duiken af en toe weer op. Er zijn kerken en moskeeën: de twee Syrische Omeriyemoskeeën, groot en klein, de Panagia Faneromenis, de Arablarmoskee... Op de stadswallen, met hun massieve bastions, vind ik het aandoenlijke Vrijheidsmonument met zijn vele expressieve beelden van bevrijde gevangenen. De Lidras bulkt van de bars en hippe koffiehuizen. Net buiten een boekenbar geraak ik aan de praat met twee jonge Cyprioten. We snijden al snel diep in de politiek. De vluchtelingen. Het kapitalistische systeem. De Gouden Dageraad. De eenmaking van het eiland waar de bevolking zo op hoopt. Turkse en Griekse Cyprioten kunnen elkaar over het algemeen best wel pruimen. Het zijn, ook hier, de politici die tweedracht zaaien met behulp van een politieke erfenis waar zo goed als niemand wel bij vaart. De Keo vloeit rijkelijk in talloze artistieke bars, tot ik me terugtrek in m'n hostel. Proost. Op de volstrekt absurde wereld waarin we leven en al haar onschuldige slachtoffers niet eens zo ver hiervandaan. De vele burgerslachtoffers die verpulverd worden door raketten die vanuit Larnaka op Syrië worden afgevuurd. Zelfs na hun onafhankelijkheid van het Verenigd Koninkrijk komt Cyprus nog bloody goed van pas bij het spelletje waar de Britten, nee de Europeanen, nee de mensen nog het best in zijn: oorlog.
Bij het krieken van de dag, rond zes uur, word ik gewekt door de snoeiharde zang uit de luidsprekers van een nabijgelegen moskee. Goedemorgen! Enkele uren later stap ik naar de Arabahmetwijk, in het Turkse gedeelte. De buurt ademt een heel andere sfeer uit: rustig, volks. Aan de Girnepoort, in de noordelijke omwalling, staat een beeld van Atatürk. Iets verderop bezoek ik de Mevlevi Tekke, het huis van de dansende derwisjen. De Mevlevi-orde werd gesticht door de dichter Mevlana Celaleddin Rumi. Op de semahane, waar de derwisjen hun dans opvoerden, geven levensgrote poppen een beeld van hoe dat in zijn werk ging. Onder de zes koepels liggen zestien tombes van de Mevlevisjeiks.
Na een kopje koffie op de zonovergoten binnenplaats van de Büyük Han, loop ik zuidwaarts, naar het kolossale aartsbisschoppelijk paleis, waar Makarios III vanaf 1960 verbleef. Daarna bezoek ik het Hadjigeorgakis Kornésiashuis, met het prachtige Turkse salon, en eet ik English breakfast in een bar nabij de Omeriyemoskee, waar het juist gebedtijd is. Een Noord-Cyprioot van Soedanese afkomst vertelt me zijn verhaal en voegt eraan toe dat nationaliteit hem helemaal niet interesseert. Het creëert enkel problemen, zoals de huidige situatie van Cyprus. In het zuiden ligt het classicistische stadhuis, pal op het D'Avilabastion gebouwd. Hier begint ook Lidras Street, helemaal tot aan de checkpoint. Ik neem de lift tot bovenin de Shakolas Tower, van waar het zicht op de stad, met haar vele minaretten en paleizen, om in te lijsten is. In de helling van het Kyreniagebergte zijn twee reusachtige vlaggen geschilderd, die van Noord-Cyprus en Turkije. Men had er evengoed een gigantische middelvinger kunnen plaatsen.
Een absolute must-visit is het Cyprus Museum, dat bijzonder waardevolle archeologische kunstwerken herbergt, sommige uit de steen- en de bronstijd. Heel beroemd zijn de amuletten van speksteen, kleine figuurtjes, sommige zelfs in kruisvorm, van twee millennia voor Christus. De details op de verschillende heiligdommen leren ons heel wat over de cultus en de rituelen van die tijd. Eén van de zalen toont een 'leger' van terracottafiguren van verschillende groottes (van levensgroot tot piepklein). Indrukwekkend! Ook opvallend is het bronzen beeld van Septimius Severus. Een keizer zonder kleren, als het ware. Verder heel wat beelden van Griekse goden en helden, Griekse maskers, vazen, wapens, reconstructies van Cypriotische graven, inclusief skeletten. De kathedraal is helaas gesloten, dus ik bezoek het Byzantijns Museum in de plaats, waar ik me vergaap aan 5e- en 8e-eeuwse heilige iconen en fresco's. Werkelijk verbluffend.
's Avonds neem ik de bus naar Limassol, de grootste havenstad van het eiland, helemaal in het zuiden. De discotheken bevinden zich allemaal in de voorsteden, maar geef mij maar de traditionele cafés in het oude centrum, gegroepeerd rond een grote markthal. Gezelligheid en authenticiteit troef. Ook de graffitiwijk is een bezoekje waard. Er zitten werkelijk kunstwerken tussen. Ik ontmoet een Cypriotische kunstenares die ooit een relatie had met een Antwerpse theatermaker. Iets met de wereld en klein. Ik eindig in een metalbar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten