Demona bijt
dansende tongen
tot ze
nimmer zullen spreken,
dempt ze, dept ze in een bad
van martini
en rode wijn.
Ze wil een
bordeel beginnen
en oefent in
haar bontjas en
met de hoed
als sluitstuk op
haar
brandende haren, het
vagevuur dat
onophoudelijk uit
haar
opperhuid opwelt, als een
brakende
vulkaan die steeds
actief, want
slapen doet ze nooit.
Toch niet ’s
nachts, wanneer de jazz
haar
slaapkamer kleurt, en de sneeuw
voorzichtig
achter gesloten gordijnen
dwarrelt,
als een belofte van verblinding
aan een
grillige horizon. Demona waakt.
Veelvoudig Gents slamkampioen Bardtesque, bekend van Ten Adem, verkoos deze tekst vol dreigende duende als de tip van de week op http://azertyfactor.be. Waarvoor dank!
Hij schreef:
Bardthesque is dichter, performer, beeldhouwer en stem van poëzieband Ten Adem.
Hij treedt vaak op doorheen de Lage Landen, wint al eens een of ander
podium voor woordkunst en toerde begin 2014 doorheen Slovenië. Hij kiest
voor Demona van Gert Vanlerberghe.
Uit
betrouwbare bron vernam ik dat ‘Demona’ over ene dé Mona gaat. Nu, sta
me toe om het in dit stukje over een andere, veeleer demonische boeg te
gooien. Want er is natuurlijk ook een duistere kant aan poëzie. Een
zelfkant aan de muze, zo u wil. Deze Demona klinkt als een walmend
liefdesgedicht. Een liefdesgedicht is vaak een tragisch lied gebaseerd
op liefde als een vorm van waanzin. Een waanzin die ontstaat uit een
stukgelopen of onmogelijke verhouding. De smart en het verlangen die uit
een dergelijke verhouding voortkomen zijn reacties op het ontstane
gemis na het ervaren tekort. Dat hoeft niet altijd negatief te zijn. Een
liefdesrelatie activeert evengoed een onmogelijkheid. De verliefde kan
per definitie nooit dicht genoeg bij zijn geliefde komen. Verliefden
zijn bezeten door hun demon.
Het oprechte, onvervulde en daardoor
drijvende verlangen zelf, volstaat om het lied zijn basale
waarachtigheid te verlenen. Het verlangen betekent de waarachtigheid van
het lied. Als dat verlangen niet alleen ten volle ervaren maar ook nog
eens vakkundig wordt vormgegeven, dan is het resultaat daarvan zo goed
als altijd treffend.
Weer anders gezegd, de waarachtige
liefdestekst heeft duende, en ook Demona stinkt naar de duende. ‘Alles
wat zwarte klanken heeft, bezit duende’ (Federico Garcia Lorca haalt
Manuel Torres aan). De duende is tegenstelling noch synthese, het is de
drijfkracht van tegenstellingen. Goethe definieert de duende als een
‘raadselachtige macht die iedereen voelt en geen enkele filosoof
verklaart’. De duende is goed noch slecht. De slijkbedding van waaruit
het doorgedreven eigene opwelt, huishoudt en uiteindelijk nooit helemaal
verdwijnt. Er blijft altijd wel iets van natrillen, in een gestalte van
de dreigende belofte: Demona waakt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten