Bergen verbergen de zon uit mijn ogen,
Waar ze falen nemen wolken over,
Als zorgen absorberen ze 't licht.
Ik wil hoger maar de put is te diep.
Regen vult de kloof met water,
Met schuld en schaam en pijn,
Camoufleert zich in een kleur,
De welke, dat weet niemand.
IJskoud water verstikt me, verlamt me,
Met messen en schuld gespiest aan de grond.
Water een gif dat m'n lichaam verslindt,
En de nood aan wat zon maakt me gek.
Wie wil wurgende waarheid verruilen
Voor de gloed van oprechte leugens,
Maar het is tevergeefs bergen beklimmen
Met de voeten vastgenageld.
En uiteindelijk verdrinken we
Allemaal in de vloed.
Zoek de fout slechts bij ons,
We hanteren de kraan immers zelf.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten