woensdag 17 april 2019

Cassandra voor de spiegel

Er is al heel wat kritiek verschenen op Maarten Boudry's goednieuwsboek Waarom De Wereld Niet Naar De Knoppen Gaat en dat zal de komende weken zeker niet anders zijn. Heerlijk toch, debat en dialoog. Bij de publicatie van een controversieel boek hoort ook het nodige gescheld op sociale media, but what else is new? Veel van die kritiek is dan weer ad hominem als de pest, want niemand van de roeptoeters heeft het boek al gelezen. Daarbij kunnen we enkel onze schouders ophalen. Ook goed gefundeerde kritiek verschijnt uit linkse, rechtse, religieuze en verlichte hoeken. Goed zo. We wisselen ideeën (en feiten) uit.
 
Voor Cutting Edge schreef ik een recensie. Ik gaf het boek vier sterren. Waarom kan je lezen in de recensie op hun website of hieronder, in een langere versie van de recensie, met uitgebreidere kritiek (van iemand die noch wetenschapper noch filosoof is wel te verstaan).

“Het verhaal van onze vooruitgang […] is echt de waarheid”, zo besluit Maarten Boudry in de inleiding van zijn nieuwe boek, dat als doel heeft onheilsprofeten van diverse pluimage te sussen. Nooit ging het ons zo voor de wind als nu. We staan niet op de rand van de afgrond. Integendeel, het wordt steeds beter. Veel beter. Cijfers en statistieken moeten dat ondersteunen. Hij onderscheidt vier soorten pessimisten en alle vier hebben ze ongelijk. Zo legt Boudry niet zelden de vinger op de wonde. Hoewel deels een herhalingsoefening van Steven Pinker overtuigt het boek – echter niet over de hele lijn.


In een vlotte en aangename stijl, hier en daar met humor, rekent de jonge wetenschapsfilosoof systematisch af met de voornaamste doembeelden die ons kunnen belemmeren in onze vooruitgang. In zijn goednieuwsshow gaat hij eerst op zoek naar de oorsprong van dat bittere pessimisme. Slecht nieuws valt nu eenmaal meer op, bereikt ons sneller, blijft ons langer bij, wat ons beeld vertekent.

Niet alleen hebben de zwartkijkers ongelijk, hun ideeën zijn zelfs gevaarlijk. Boudry hekelt misplaatste nostalgie en wijst op de gevaren ervan: zo draait Make America Great Again rond de verheerlijking van een verleden dat nooit heeft bestaan. Ook ongefundeerde paniekzaaierij neemt hij op de korrel: het is moeilijker om mensen voor de klimaatzaak te winnen omdat groene activisten in de jaren ’70 te voorbarig waren. Mensen gaan dan denken dat de klimaatbetogers nu ook wel ongelijk zullen hebben.

De kern van zijn betoog? Er is steeds minder racisme, seksisme, ongelijkheid, armoede en miserie in de wereld, maar de wet van het behoud van gezeik zorgt ervoor dat we altijd wel ergens over te klagen hebben, hoe goed het ook met ons gaat. Als boodschapper van dat goede nieuws wordt hem echter zelfgenoegzaamheid verweten. De feiten zouden afbraak doen aan de geloofwaardigheid van het heersende politiek correcte dogma. Iedereen verguist deze variant op Cassandra (of haar tegenpool), toch zet hij dapper door, lijkt Boudry te zeggen. Met alle bagger die hij deze week al over zich heen kreeg, lijkt hij een punt te hebben.

Maarten Boudry ontkent de problemen met fundamentalisme niet maar haalt xenofobe zorgen over een nakende burgeroorlog of Eurabië onderuit met historische feiten. Vergelijkingen tussen de Koran en de Bijbel leren ons dat laatstgenoemde op heel wat vlakken onverdraagzamer is. Ook in de praktijk was het christendom nooit minder gewelddadig dan de islam. Als het christendom gematigder kan worden, dan de islam ook. Steeds meer jongeren uit islamitische gezinnen, zowel in de Arabische wereld als hier, keren zich van hun geloof af. Islamofobe doemdenkers goochelen dus met foute (of geen) statistieken in hun volgens Boudry veel te pessimistische visie op de islam anno nu.

Zo ook met klimaatalarmisten. In zijn langste hoofdstuk erkent Boudry het probleem van de opwarming van de aarde maar stelt hij dat dit beheersbaar is. Na het uitvaren tegen ecologisten en klimaatactivisten allerhande breekt de wetenschapsfilosoof een lans voor ecomodernisme. Eerst moet de wereld armoede grotendeels achter zich laten, door middel van de industriële revolutie die wij al hebben gehad. Pas daarna kunnen we gezamenlijk onze schouders onder de toekomst zetten. Hiervoor is een open geest voor alle mogelijke alternatieven nodig, waaronder ook kernenergie.

De voorbeelden die hij aanhaalt om zijn stellingen mee te ondersteunen, zijn helder. De auteur put handig uit onze algemene kennis: van Aesopus en Voltaire tot Pink Floyd en Monty Python. Ook zijn metaforen zorgen voor een visueel begrip van de nu en dan droge wetenschapskost. De verlichting die sinds de 18e eeuw aan terrein wint, is een woekerende veenbrand; de vrijemarkteconomie een open en vrije arena. Saai kunnen we het boek absoluut niet noemen, het is onderhoudend en blijft boeien.

Toch lezen we hier en daar redeneringen of gevolgtrekkingen die wat vreemd overkomen. Is Marx’ teleologische visie op vooruitgang echt de hoofdschuldige van de ravages van het communisme? Het aandeel van toegepast neoliberalisme in de bankencrisis wordt weliswaar toegegeven maar lijkt op te lossen in een bevlogen verdediging van vooral de term ‘neoliberalisme’ zelf. Ook zijn de tegenstrijdigheden waarop Boudry cultuurpessimisten meent te betrappen dat vaak enkel in hun meest algemene interpretatie. Zo is zijn kritiek op de lof van Naomi Klein en Al Gore voor het klimaatstandpunt van de paus (want niet in hetzelfde ideologische kamp) kort door de bocht. Hier trapt Boudry zelf in de val van de verzuiling van het debat.

Bij zijn optimistische kijk op de uitwisbare erfzonde die we racisme noemen, lijkt hij de invloed van de nieuwe golf van intolerante leiders genre Bolsonaro, Trump en Salvini op het dagelijkse racisme te onderschatten. Na het Brexit-referendum was er ook een kortstondige golf van racistisch vandalisme en geweld. Racisme mag globaal dan wel afnemen, we mogen niet te licht gaan over zulke opstoten. Ook toenemende schaarste kan voor een dalende zorg voor mensenrechten en voor meer oorlogen zorgen. En wat met de bijen die verdwijnen? Dat het steeds beter gaat, is dus in zekere zin maar één kant van het verhaal. Nog elke dag heeft de wereld te kampen met gevaren die een ernstige terugval kunnen veroorzaken.

Ook zal een straatarm gezin of een slachtoffer van homofoob geweld weinig hebben aan zo’n grafiek of wat cijfers. Maar ze bewijzen wel dat het steeds beter gaat met ons. En ook dat de wereld niet naar de knoppen gaat. Wie het boek voor z’n titel koopt, krijgt dus al zeker waar voor zijn geld. Of de mens daarmee volgens Boudry voor de komende eeuw veilig is voor extreme rampspoed, blijft echter de vraag. En dat er steeds minder kwaad is, betekent niet dat we niet al veel verder hadden moeten staan en dat we niet waakzaam moeten zijn voor de al dan niet bewuste remmen op deze vooruitgang (uit welke hoek die ook komen). Tot slot kan je door middel van zorgvuldige selectie met cijfers zowat alles aantonen. Eerst de stellingname, dan de bewijzen. Daarmee 'dwing' je de cijfers in zekere zin wat in de door jou vooropgestelde richting.

Toch slaagt het boek in zijn opzet. De wereld gaat niet naar de knoppen (niet dat de grote meerderheid van de denkers en opiniemakers die hij bekritiseert daarin gelooft). Het ontnuchtert en zet aan tot denken, met materie die het voortschrijdend inzicht voedt. Hartverwarmend is zijn oproep om The Pledge (schenk 10% van je inkomen aan een goed doel) te ondertekenen en dat vooruitgangsdenken in effectief altruïsme om te zetten, al missen we bronnen die staven hoe inefficiënt de meest bekende goede doelen zijn. Via een logische opbouw voert Boudry ons naar een probleemoplossend besluit, gestuwd door argumenten die vaker wel dan niet overtuigen. Best verfrissend in tijden van polarisering en, wel ja, doemdenken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten