Na drie jaar afwezigheid ben ik nog eens op Pukkelpop beland. Ik koos voor zaterdag, vooral omwille van Portishead en Queens Of the Stone Age, en hoewel dit niet de beste affiche in jaren was, vielen er toch heel wat zeer sterke concerten te beleven. Dit is dan ook het eerste Pukkelpopverslag op deze blog, met naar goede gewoonte gsm-foto's van erg twijfelachtige kwaliteit!
Zo had ik rond elf uur al een afspraak met mijn koffie en de snoeiharde post-rock van het Britse MaybeSheWill. Na een meer dan geslaagde passage in Trix enkele jaren geleden, bliezen ze hier ook de Club 2.0 helemaal omver - vergeef me deze al te gemakkelijke spreekwoordelijke knipoog. Opener was het ijzersterke 'In Amber', en zo volgden er nog heel wat andere. Het publiek was, ondanks het vroege uur op deze laatste dag, bijzonder energiek. Meer gitaargeweld volgde in de Wablief?! tent, waar speedmetal van eigen makelij op onze prutoogjes werd losgelaten. Onvervalste old skool metal, waar vind je dat nog? Tegenwoordig verstopt het zich in Leopoldsburg en het noemt zich Evil Invaders. De moves, de strakke broeken, de hemeltergende kreten, de übervette riffs. Heavy metal is springlevend!
TrixTrax-veteranen worden groot. Blij dat het Brusselse BRNS krijgt waar ze recht op hebben: een plaatsje in de Club. Hun door percussie gestuurde indierock zweeft ergens in het ijle tussen Animal Collective en Foals en laat, zo blijkt uit recente peilingen, niemand nog onberoerd. Als opener kregen we het magistrale, aandoenlijke 'Void' voorgeschoteld, en verder was het springen en dansen geblazen, met als hoogtepunt hun meekeler 'Mexico'. Het nummer zou gegarandeerd nog de hele dag in mijn hoofd kamperen, mocht ik niet alweer onderweg zijn naar een volgend podium. Terug naar de Wablief?!, waar we die andere TrixTrax-band nog even meepikken. In de HUMO's Rock Rally greep het Limburgse JFJ naast de prijzen, maar hier zijn ze helemaal op hun plaats. Altijd een meer dan degelijke band gevonden, maar het wauw-gevoel bleef uit, in tegenstelling tot BRNS.
In de Marquee mocht Troy Van Leeuwen het eerste deel van zijn arbeidsovereenkomst met Chokri voltrekken. Naast Queens Of the Stone Age, speelt de man-met-de-witte-bles ook bij Sweethead, met rockchick Serrina Simms aan de microfoon, en nog een handvol mannen die er even ruig uitzien als de gemiddelde stonerrocker. Hun muziek is erg groovy, maar zorgt ook voor het nodige pletwalseffect. Vervolgens even uitwijken naar de Castello, een tent waar ik nooit vaak kom, mogelijk omdat mijn muzieksmaak nog niet tot de diepste regionen van de alternatieve muziek is geraakt. Ik check er het voor mij volstrekt onbekende Arthur Beatrice, Britse indie die door de keuring geraakt als 'lang niet slecht'. In de Club is het de beurt aan Bill Callahan, een opmerkelijk sober figuur, keurig in het pak, droog in alles wat hij doet. Samen met zijn band schotelde hij ons zeer gesmaakte rustige en toch vrij unieke nummers op ons af, die wel eens dreigend uit de hoek konden komen, en door buitenaardse gitaar- en basgeluiden een psychedelisch randje kregen, maar altijd met mate. Voor mij was het hoogtepunt het gevoelige 'Too many birds'.
Van al die puberale poppunk, punkrock of whatever op de Main Stage vandaag moet ik er toch minstens één meepikken. Waarom niet een tijdmachinerit naar 2001 en me weer 15 wanen met de emorock van Jimmy Eat World. Opener 'Pain' bracht me weer helemaal in de sfeer, maar al meteen daarna zakte het optreden wat in elkaar. Enkel de meezingers op het einde, met als afsluiter 'The Middle', zorgden nog voor een waar feestje. Gewoon die knop omdraaien en de moshpit in! Een van de bands waarvoor ik naar Pukkelpop kwam, was het Belgische Yuko, die je gewoon nooit uit de weg mag gaan. Ze haalden een operazangeres en blazers mee op het podium en combineerden oud en nieuw werk, met een drumster die haar uitgebreid arsenaal bespeelt alsof haar leven ervan afhangt. Deze muziek weigert steevast elk hokje waarin men ze wil plaatsen, is uitermate experimenteel, soms dreigend, soms troostend, en u had ze, na al die jaren, al lang live moeten zien!
Het hoeft niet altijd hoogstaand te zijn. En concerten moeten ook niet noodzakelijk memorabel zijn. Ik was sowieso al geen fan van three-hits-wonder Jake Bugg, een zeer jonge knaap die het warme water zou moeten hebben uitgevonden mocht je de Britse pers geloven, maar live valt hij nog meer tegen. Lauwe hitjes 'Seen it all' en 'Two fingers' werken niet, en het anders zo strakke 'Lightning bolt', veelvuldig gecoverd door menig beginnend singer-songwriter, was nodeloos lang uitgerekt en miste zo elk effect. Tussendoor kwamen dan de interessantere songs, met knappe gitaarsolo's, maar hiervan wild worden hoeft nu ook weer niet. Ik kuier langs de Club en zie de heren van Sweethead rondhangen. Hier moet ik zijn voor de opgefokte grunge van Brody Dalle, de echtgenote van Josh Homme en zangeres van The Distillers. De stoner, power, grunge en rock'n'roll vlogen ons om de oren - want hoe kan je deze teringherrie het best beschrijven? - en we bouwden een stevig moshpitfeestje. Sowieso een van de beste concerten van de dag, bedankt Brody!
In de Marquee was het tijd voor hitmachine Kelis. De dame heeft in de loop van de jaren best wat genres onder de arm genomen, maar het was maar zelden dat ze me kon bekoren. Alvorens de hele band op het podium verscheen, bracht ze samen met een saxofonist haar grootste hit van de laatste drie jaar. Zijn we het allemaal eens dat 'Bounce' (dat ik helaas later op de avond opnieuw zou horen, op de set van Calvin Harris) platter dan een overreden hondendrol is? Mooi! Ook 'Trick me' is zo'n Donna- of MNM-hit waar ik liever niet aan werd herinnerd. Zelfs het best genietbare 'Millionaire' is veel minder interessant zonder André 3000. Ik bleef nog even staan tot mijn eten op was, en vluchtte snel naar de Chill Out. Pukkelpop is genieten van een waaier aan verschillende genres, maar het is ook vooral keuzes maken. Zo kon ik slechts een kwartier van de Amerikaanse stoners van Red Fang meepikken. Toch nog even die moshpit in! Rauwe, ruwe, vuile sound zonder weerga. Ik verliet de wild om zich heen schoppende Shelter voor Hare Freakheid Annie Clark St. Vincent, die voor mijn laatste hoogtepunt in de Club mocht zorgen. Gekleed in een hoogst eigenaardige jurk met bloedende blauwe ogen en monden en een ontploft wit gekleurd kapsel verscheen ze op het podium, samen met haar even prettig gestoorde band. Een hoogstaand muzikaal spektakel volgde, met gitaargezwaai, robotdansjes en zelfs een witte piramide dat als tweede podium diende (waarop ze 'Cheerleader' zong). De elektronica knetterde ervan af, maar ook vuile gitaarriffs zijn Annie niet vreemd. Lang leve excentrieke frontvrouwen en hun experimentele shit!
Tijd voor de koningen van de stevige rockmuziek, op de Main Stage: Queens Of the Stone Age, voor de 2843e keer op Pukkelpop, en voor mij is het de derde keer. Weinig verrassingen aan hun optreden: hit na hit na hit, met vooral ook aandacht voor hun jongste plaat, zij het niet overvloedig. Aanvankelijk leek het of ze hun succesalbum Songs For the Deaf op ons los zouden laten, maar de Queens zetten na de drie eerste songs hun pletwals 'My God is the sun' in. Middenin al dat strakke gitaargeweld was er ook plaats voor enkele voor hun meer 'sexy' en dansbare nummers: 'Smooth sailing', 'Make it wit chu', noem maar op, alsook het zeer radiovriendelijke 'I sat by the ocean' en 'The vampyre of time and memory', een gevoelig nummer om een traantje bij weg te pinken, met Josh Homme achter de piano. Het werd een fantantische rockshow, maar ook dat is zeer voorspelbaar. Hoogtepunten? Vooruit dan: 'No one knows', 'My God is the sun', 'Little sister', 'Feel good hit of the summer', 'Go with the flow, of neem gewoon het volledige optreden als één groot hoogtepunt! Net als hun passage in 2010 zorgde 'A song for the dead' voor de afbraakwerken, een op hol geslagen song die niets van je trommelvliezen heel laat.
En dan mijn persoonlijke hoogtepunt, eindelijk. De wilde euforie van de Queens ebde snel weg in de magische, neerslachtige wereld van Portishead en de droevige stem van Beth Gibbons. De triphop en diepgaande elektronica bundelden krachten met prachtige, meeslepende beelden op de drie grote schermen van de Marquee, soms met fragmenten uit videoclips, dan weer met eloquente oorlogstaferelen. Zeggen dat geen enkele song van Portishead op de andere lijkt, is misschien wat overdreven, maar hun oeuvre, dat bestaat uit drie albums over 20 jaar, is op z'n zachtst gezegd uiteenlopend. Kippenvel schoot ons collectief door het lijf tijdens de treurige parels 'The rip', 'Glory box' en 'Roads', en de zwarte elektronica van 'Machine gun' leek onze hersens met elke slag doormidden te splijten. Wat een geschift nummer ook! Als afsluiter hadden ze niet beter kunnen kiezen: het werd het sublieme 'We carry on', en daarmee had deze Britse legende ook gezegd wat ze vanavond te zeggen hadden.
Op de Main Stage draaide hun landgenoot Calvin Harris plaatjes vanachter een gigantische draaitafel en te midden van psychedelische regenbogen en andere visuele hoogstandjes. Aan bod kwamen enkel zijn recentste hits, regelrecht van de dorpskermis voor ons vertier - niets van zijn oudere werk - met hier en daar andere nummers uit de Ultratop van de voorbije drie jaar. Het werd eat-sleep-rave-repeat, want de tent met de speciale bieren was vlakbij. Dé meezinger en afsluiter was zijn recente 'Summer'. In de Boiler Room zorgde Kim Mathijs, van Ed & Kim, maar nu als Michael Midnight, voor het allerlaatste feestje van Pukkelpop 2014, tot we om vier uur spreekwoordelijk over de drempel van het festival werden geveegd. Pukkelpop, u was weer grandioos, en het was veel te lang geleden dat ik nog in uw tuin was komen feesten!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten