zondag 12 mei 2024

Welkom in Europa, 1-11 mei 2024, deel 2

Welkom in Europa
 
Deel 2: Alpengeluk
 
Op een miezerige zondagochtend neem ik een trein dwars door het Berner Oberland. Vanuit het raam heb ik zicht op de in wolken gehulde Stockhorn, Niesen, Eiger en andere Alpenreuzen. Ik spoor langs de Thunersee, via Thun met de opvallende burcht, en bereik Brig, aan de Rhône, helemaal in het zuiden van Zwitserland. Het is de perfecte tussenstop, met pastelkleurige huisjes tegen een achtergrond van besneeuwde bergtoppen. Het 16e-eeuwse Stockalperhaus en het 17e-eeuwse Stockalperschloss verbazen met hun torens en binnenplaats met arcadegalerijen, die me al in Italiaanse sferen brengt.
Basel en Bern, Rhône en Rijn, dat alles laat ik voor enkele dagen achter me. Een tweede trein duikt de Simplonpas in en komt er langs Italiaanse kant weer uit. Ik bereik het stadje Stresa, aan het Lago Maggiore, het op een na grootste meer van Italië, dat hier de grens vormt tussen de regio's Piëmont en Lombardije, maar uitloopt tot in Zwitserland. Stresa is een stad van vergane glorie, met haar hotelpaleizen en sjieke promenade met palmbomen. Eerst mijn jarenlange ritueel. Mijn cappuccino op Italiaanse bodem drink ik op de oever van het meer, met zicht op de Alpen en op het Isola Bella met zijn opvallende Palazzo Borromeo. Ik wandel in een heerlijk mediterraans landschap, langs fabuleuze villa's, naar Belgirate. Hier volg ik de weg van de votiefkapellen, van de meer dan 300 in deze streek kom ik er een aantal tegen.
De fresco's van de 12e-eeuwse kerk bovenop de heuvel zijn erg mooi en ook het uitzicht over het Lago Maggiore mag er zijn. Ik begin aan een stevige klim, naast riviertjes die als watervallen richting het meer snellen. Uitgeput (nu al) en bezweet (tmi?) bereik ik de kerk van Calogna... en bijhorende bar. Het stuk over de beboste flank van de Monte del Falò gaat veel vlotter. Voor een van de votiefkapellen tref ik sporen aan van voorchristelijke rituelen. Ik passeer de dorpjes Magognino en Brisino en daal af naar de straatjes van Stresa. Daar wacht de Italiaanse gastronomie op me. Op café ontmoet ik een koppel uit Leeds. Bij ons bier of wijn krijgen we elk een schotel met hapjes gratis. Het deed ons denken aan de gratis tapas in Granada. Aperitieven in stijl. Tegenover de Boromeïsche eilanden zit de Funivia del Mottarone, al drie jaar gesloten sinds het vreselijke ongeval van 23 mei 2021, toen de kabelbaan van 54 meter hoogte op de flank van de Monte del Mottarone neerstortte, en zo veertien levens eiste. Slechts één passagier overleefde de crash, en kind dat door zijn vader werd gered door het op het laatste moment dicht tegen zich aan te drukken en zijn eigen lichaam als schild te gebruiken. De oorzaak bleek het tijdelijk uitschakelen van de noodrem, door middel van een speciale vork, allemaal voor financieel gewin.
Hevige regenval bezoekt het Lago Maggiore op maandag en dus verander ik mijn plannen. Geen bergwandeling, wel een uitstap naar Domodossola, een stadje in de Valle d'Ossola. Ik bezoek er een van de negen Sacri Monti, ofwel Heilige Bergen, van Noord-Italië, een calvarieberg uit de 17e eeuw. In de gietende regen volg ik de lijdensweg van Jezus Christus, van statie tot statie, van de kapel met zijn veroordeling voor Pontius Pilatus helemaal de berg op naar de marteldood aan het kruis en zijn verrijzenis. De beelden van de passiepersonages zijn levensgroot. Ook Orta San Giulio heeft zo'n Sacro Monte. Het stadje ligt aan alweer een ander meer, het Lago d'Orta, dat door de Monte del Falò en de Monte del Mottarone van het Lago Maggiore wordt gescheiden. De prachtige beschilderde 16e-eeuwse kapellen zijn gewijd aan het leven van Franciscus van Assisi.
Ik daal af naar het gezellige centrum van Orta, op de oever van het meer, bewonder het elegante Palazzo della Communità en stap recht het bootje op naar het schilderachtige Isola San Giulio. Lang niet slecht voor een plan B omwille van slecht weer! Magnifiek zijn de fresco's en de crypte in de vroegchristelijke basiliek, gesticht in 309. Terug aan de overkant volg ik de oever naar het treinstation en passeer enkele imposante villa's, zoals Villa Crespi. Op de trein naar Cuzzago, aan de rivier Toce, vertelt de dronken Rosario me in moeilijk te begrijpen Italiaans dat hij vroeger zanger was. Hij doet geen vlieg kwaad maar dringt zich op aan de reizigers, die verschillende gradaties van geduld tonen. Ik verken dit alpendorp in de regen, klauter in de steilge steegjes, en rust uit onder het afdak van een kapel. Komt een oud Zwitsers koppel voorbij gereden. Ze stoppen vlakbij het afdak en vragen of ik Duits spreek, maar al gauw blijkt dat we ook vooral het Frans delen. Ze nodigen me uit in hun vakantiestulpje, geven me een drankje, het eten sla ik beleefd af. Alsnog krijg ik een reep Zwitserse chocolade in mijn handen gestopt. De man wijst naar de bergen, toont waar het marmer van de Dom van Milaan vandaan komt, vertelt hoe ze dat eeuwen geleden van de Val Grande naar Milaan hebben vervoerd. Wandelkaarten krijg ik toegestopt, fotoalbums om door te bladeren. Wat een onnavolgbare gastvrijheid. Aan het verlaten station, met een Toren van Pisa in de tuin, is het alsnog lang wachten op een vertraagde trein. Ik ben niet meer in Zwitserland. Terug in Stresa krijg ik in elke bar gratis tapas. En Italiaanse tapas zijn niet louter voedsel, maar pure kunst. Met een amaro spoel ik mijn laatste dag in Italië door. Arrivederci Piemonte!
Vroeg in de ochtend keer ik terug naar de Zwitserse Alpen, langs de in sluiers gehulde toppen van de Val Grande, een opmaak van mist, ijs en sneeuw, dan via de Simplonpas naar Brig en vervolgens dieper in het Berner Oberland, langs diepe ravijnen en watervallen. Heel charmant is het zicht op het Kasteel van Spiez aan de Thunersee. De bergstadjes met boerenhuizen, de naaldbossen en de bloemenwijden brengen me terug naar mijn kindertijd. Mijn ouders namen me enkele keren mee naar Disentis en Leysin, waar ik niets dan mooie herinneringen aan over houd. Interlaken ligt tussen de bergmeren Thunersee en Brienzersee in, aan de voet van het Jungfraumassief. Alpenreuzen zoals de Eiger, de Mönch en de Jungfrau kijken op nietige ons neer. Ik logeer in het Mattenhof te Matten bei Interlaken, een ruime villa met houten meubilair en een enorme sint-bernardshond voor de open haard. Ik moet aan Twin Peaks denken. Ik drop mijn spullen in de slaapzaal waar ik zal overnachten en neem in Interlaken de bergtrein naar Lauterbrunnen, idyllisch gelegen in het gelijknamige dal. Zelfs bij hondenweer is deze treinrit langs de snel stromende Lütschine en tussen de steile bergwanden niets minder dan spectaculair.
Na een kopje koffie in het populaire Airtime Café maak ik een ingekorte bergwandeling in de gietende regen. Al gauw bereik ik de waterval van Staubbach, dat Lord Byron vergeleek met de staart van het paard van de Dood. Wat deze ontzagwekkende waterval zo bijzonder maakt, naast haar hoogte en omvang, is dat het meeste water al in de lucht verdampt. Overal waar ik kijk pronken de bergen met hun watervallen, en de Trümmelbachfälle, volgens Charles Baudelaire gordijnen van kristal, zijn de meest spectaculaire. Een tunnellift brengt me tot halverwege naar boven. Wat volgt, is een avontuurlijke tocht door de buik van de berg, waarin nauwe paden en trappen me tot vlak naast de Trümmelbachfälle brengen ,die vers water uit de gletsjer van Eiger, Mönch en Jungfrau stuwen. Een fenomenale ervaring gedeeld met tientallen andere enthousiaste toeristen.
De aanhoudende regen is geen meevaller maar het panorama brengt me alsnog in vervoering. Ik ontmoet koeien, geiten en schapen met grote bellen om hun nek gebonden, maar ook gemzen en herten. Wanneer ik in de portiek van een berghuteen müeslireep eet, springt een brutale koolmees op mijn hand om er uit te eten. Een groot stuk brokkelt af, waar een vink mee gaat vliegen, maar omdat het te groot is weer laat vallen. In Stechelberg spot ik zelfs een eenzame alpensteenbok op de steile wand van de Schilthorn.
Bij de Mürrenbachfall neem ik de Schilthornbahn naar Mürren, een stadje dat op 1638 meter hoogte tegen de bergwand kleeft. Heel even schiet het drama op de Mottarone door mijn hoofd, het is haast onvermijdelijk. Een spectaculair panorama ontvouwt zich over het Jungfraumassief, gedeeltelijk beperkt door de mist, terwijl de kabine langs de bergwand scheert, naast watervallen en groepjes gemzen op wandel. Mürren is een verzameling alpenhutten en hotels in de sneeuw. Ik blijf er maar kort, want moet nog helemaal terug naar Interlaken. Op de bus van Stechelberg naar Lauterbrunnen leun ik tevreden achterover na zo'n indrukwekkende dag. Natte voeten. Hart in extase. 's Avonds drink ik in de lobbybar van het Mattenhof steenbokbier en lees Ian McEwan. De sint-bernardshond is ieders favoriet.
Vroeg op de dag landen twee parachutes in de Höhematte van het mistige Interlaken. Ik volg de Aare naar de Briensersee, maar de mist ontneemt me veel van het uitzicht. Her trein klim ik de Alpen weer in, naar Grindelwald, waar ik met de Eiger Express, indrukwekkende kabelbaan, naar de Eigergletsjer, op 2320 meter hoogte, reis. De frisgroene heveusl van Grindelwald maken plaats voor een naaldwoud in een dichte mist, dan alsmaar minder bomen en meer sneeuw. Het verblindende wit doet pijn aan de ogen. Hier is enkel het Grote Niets. Verbijsterend. Grote groepen Aziatische toeristen houden een sneeuwballengevecht of poseren bij een sneeuwman. Opnieuw wordt de mistmachine gehanteerd op het dak van Europa. Wanneer ik terugkeer per Eiger Express is er al bijna niets meer te zien. Tijd om vervroegd de Alpen de rug toe te keren en zonnigere oorden op te zoeken. Dat is jammer. Deze streek is verslavend mooi en dankzij het uitstekende treinnetwerk is het belachelijk gemakkelijk om je te verplaatsen.
Mijn eerste trein, die naar Interlaken, passeert een lamaboerderij. Een tweede brengt me van het Berner Oberland naar de hoofdstad. Door het raam spot ik een vos. Trein 3 gaat naar het meer van Genève, in Franstalig Zwitserland. Nadat ik een weergaloos uitzicht over het meer, de bergen, de Franse oever en de wijngaardterrassen van Lavaux krijg voorgeschoteld, stap ik uit in het middeleeuwse en mondaine Lausanne, olympische hoofdstad, studentenstad, wijnstad. Ik klim naar de place de la Palud en de wijk Le Rôtillon, en stort me hongerig op de hartige pannenkoeken van Crêperie La Chandeleur, door te spoelen met Bretoense cider. Een lange houten trap leidt naar de gotische kathedraal met zeer mooie glas-in-loodramen. Ook het zicht over de vierde stad van Zwitserland en het grootste meer van Europa is de klim waard. Op een van de terrassen naast de trap drink ik een wijntje uit het kanton Vaud. Café Le Barbare doet wat bohémien aan. De Italiaans-Zwitserse schrijfster Anne Cuneo liet haar personage Maria Machiavelli hier vaak over de vloer komen.
In Vevey maak ik een avondwandeling langs het meer en passeer het hoofdkantoor van Nestlé. Iets verderop, in Corseaux zit Villa Le Lac van Le Corbusier. De wijngaardterrassen, de zeilbootjes, de besneeuwde bergtoppen van de Savooise Alpen, de lichtinval op het meer, gefilterd door de wolken. Wat een plaatje. Een treintje naar Puidoux snijdt dwars door de wijngaarden en biedt nog knappere panorama's van het meer van Genève. Al die indrukken ga ik doorspoelen in de hippe bars van Lausanne. De place de l'Europe bestaat uit een netwerk van voetgangersbruggen, vanwaar je op de daken kan, en zo de metro of een rooftopbar in. Die bar is van mijn hotel, het trendy Mad House Hotel, een 9 op de schaal van Instagram zeg maar. Mooi zicht op de omliggende kerktorens, paleizen en de zonsondergang. En dan is er nog de dj in de Mad House Bar op het gelijkvloers. In die feestelijke setting verneem ik de dood van Steve Albini. Uit de cafés van de Esplanade du Pons klinken vreugdekreten. Ergens werd ook iets gewonnen.
Na een laatste nacht in Zwitserland maak ik een ochtendwandeling tussen de wijnstokken van Grandvaux. Zeker 20 kilometer aan chasselas-druiven, een walhalla voor wijnliefhebbers in een bijzonder idyllische omgeving. Een standbeeld van Corto Maltese kijkt uit over het landschap waar zijn geestelijke vader, striptekenaar Hugo Pratt, zo van hield. Ik verken de dorpjes Villette en Aran-sur-Villette en keer terug naar Lausanne. Piratenstadje Ouchy werd opnieuw uitgeroepen tot vrijstad. In de oude haven bekijk ik de middeleeuwse donjon uit de 12e eeuw, waarrond een 19e-eeuws hotel werd gebouwd, een fraai geheel. Ik reis naar het noorden, met nog één keer het zicht op de wijnriviera, het meer van Genève, Bern en de pieken van zijn Oberland, het Juramassief en tot slot de torens van Basel. Ik neem afscheid van de boerenhuizen, de Zwitserse koeien in alpenweiden, de wouwen die over het luchtruim regeren, en daar spot ik weer een vos aan de bosrand. Natuur is hier veel minder beteugeld dan in het volgebouwde België. Ook het treinreizen was zo eenvoudig, zo elegant, zo punctueel hier, en ook de voornaamste reden waarom ik zoveel heb kunnen doen op amper een week tijd. Wanneer ik de conductrice een laatste keer mijn Swiss Travel Pass Flex toon, voelt het als een afscheid.
De trein blijft de Rijn volgen tot in het Zwarte Woud, en zijn hoofdstad, het Duitse Freiburg im Breisgau. Ik was al lang benieuwd naar deze groene stad, deze metropool van de zonne-energie, en zonnigste stad van Duitsland. Zowel puntgevels en klinkers als zonnepannelen vormen de make-up van deze hoofdstad van het Zwarte Woud, net als de oude goten en geplaveide trottoirs. Ik hou van de gezellige drukte op de Rathausplatz en de Münsterplatz, levendige terrasjes tussen oude herenhuizen en paleizen. Zo is er het Haus zum Walfisch, waar Erasmus moest onderduiken. Heel sierlijk is het gotische Kaufhaus, in rode pleisterkalk, en met 16e-eeuwse Habsburgse beelden op de eerste verdieping. Verbluffend zijn de Schwabentor en de Martinstor, je kan er echt niet naast kijken. Ik bezoek ook de Münster, in roze zandsteen opgetrokken, met een opmerkelijk torenportaal met 418 beschilderde beelden, schitterende glas-in-loodramen, en een retabel van Hans Baldung Grien, en een maaswerktoren van maar liefst 116 meter hoog. Behalve de rijnstenen wapenschilden geplaveid in de trottoirs vind ik ook enkele struikelstenen, die je overal in Europa vindt waar de nazi's joodse burgers hebben weggevoerd naar de kampen. Je zou zo aan de vergulde tegels voorbijstappen.
Slapen doe ik in de buut van de Titisee, een gletsjermeer in het Zwarte Woud. Nu ja, naar mijn B und B in Neubierhäusle is het wel nog even stappen. Net voor de schemering maak ik nog een avondwandeling in het bos. Na een goede nachtrust in koekoeksklokkenland keer ik terug naar het meer. Terwijl ik er ga pootjebaden komt de regionale zender SWR Aktuell me interviewen. In Horben bei Freiburg neem ik een van de oudste kabelbanen ter wereld naar de top van de Schauinsland, 1284 meter hoog. Het mooiste uitzicht van het Zwarte Woud ontvouwt zich, inclusief Freiburg, de Rijn en daarachter Frankrijk en de Vogezen. Daar hoort een vegetarische Flammkuchen bij. Enkele parachutes hangen hoog boven het woud. Ooievaars in een wei. En de lente lijkt het deze keer te menen.
In het drukke Freiburg laten kinder hun Bächlebootjes in de goten drijven. Ik zet koers naar het noorden en verlaat Duitsland wanneer mijn trein de Rijn oversteekt en in de metropool van de Elzas aankomt. 11 jaar geleden was ik enkele dagen in Straatsburg. Nu geef ik mezelf anderhalf uur om nostalgisch weg te dromen op het sprookjesachtige Grande Île. De onwaarschijnlijk schattige vakwerkhuizen bij de Barrages Vauban, waar de zwanen net hun eieren hebben gelegd, blijven onweerstaanbaar. Ik zet me met een pastis op een terras tegenover de kathedraal, die als een roestbruine monoliet voor me verrijst. Al die beelden van vorsten, engelen, heiligen, Moeder Maria, Jezus Christus, wat een monument. Met 142 meter was de spits ooit de hoogste toren ter wereld. Ik baan me een weg door een menigte, steek de Ill weer over en neem een trein naar Lotharingen en hoofdstad Metz. Met een avondwandeling langs de Moezel sluit ik de voorlaatste dag van mijn Europareis af. Op de Esplanade kijk ik uit over de vele kerktorens die de stad rijk is. Ik loop langs de vroegchristelijke Basilique Saint-Pierre-aux-Nonnoins en een militair paleis en eet pizza bij een sympathieke Algerijn. Fischerpils in rockbar The Black Cat. En... is dat het noorderlicht?
Zaterdagochtend slenter ik door de binnenstad. Altijd fijn om in Metz te belanden, zeker als het niet was gepland. De kathedraal is een lust voor het oog. Het stationsgebouw is een van de mooiste van Frankrijk. En nu ik toch in de buurt ben... Ik reis door het zuiden van Luxemburg, wandel langs het Kasteel van Bettembourg, passeer het Drielandenpunt in Rodange, bij de rivier La Chiers, waar ook het Belgische Aubange en het Franse Mont-Saint-Martin samenkomen. Een symbolisch eindpunt van een reis door maar liefst zes landen, die bij een ander Drielandenpunt was begonnen. Ik neem de bus naar Longwy, een stadje dat ik altijd al wou bezoeken, maar dat voor een daguitstap moeilijk is te bereiken. Op de plaats van een kasteel, dat hiervoor werd gesloopt, bouwde militair architect Vauban vestingwerken om Frankrijk tegen buitenlandse invallen te beschermen. De stadsmuren en kazematten zijn nu een natuurgebied. Het stratenplan van de vesting zelf werd volgens het dambordpatroon aangelegd, net als in Neuf-Brisac en alle andere versterkingswerken van Vauban.
En hier eindigt de reis. Wanneer ik de Frans-Belgische grens bereik en mijn land binnenstap, voelt het inderdaad als thuiskomen. Ook al begint de lange terugreis hier pas echt. Door werkzaamheden zal ik er nog zeker zes uur over doen om Berchem te bereiken. Deze reis begon in de Europese hoofdstad maar zette zich voornamelijk buiten de Europese Unie voort. Zeer vaak wipte ik een grens over en merkte hoe de Zwitserse kantons nauw samenwerken met hun buurlanden, in heuse Euregio's, met handige trein- en busverbindingen bijvoorbeeld. Basel is hier het beste voorbeeld van. Landen als Israël staan compleet haaks op dit concept van vrede en samenwerking. Binnen enkele uren begint de finale van het achterhaalde songfestival. Het is in de loop van de jaren vanalles en nog wat geworden, maar niet Europees. De Nederlands kandidaat werd zonet op basis van vage beschuldigingen gediskwalificeerd. De Israëlische kandidate maakt veel kans om vanavond te winnen. Op het terras van een Portugese bar aan de Frans-Belgische grens zet ik me met een Luxemburgs biertje in de zon. Welkom in Europa.

Welkom in Europa, 1-11 mei 2024, deel 1

Welkom in Europa
 
Deel 1: De beer en de basilisk
 
Op de eerste ochtend na een ijskoude aprilmaand bevind ik me voor de zoveelste keer dit jaar in de hoofdstad. Voor het eerst voel ik me echt een toerist. Daar zit mijn grote reisrugzak voor iets tussen. Op de schitterende Grote Markt van Brussel, de mooiste plek in de hele wereld volgens Victor Hugo, bezocht ik eergisteren al de vele zalen en kamers van het stadhuis. Ik was enkele uren zoet met de portretten van koningen, keizers, hertogen en burgemeesters, de vergulde versieringen, de landschapsschilders en epische allegorieën. Op het bureau van de burgemeester merkte ik een poppetje op van Lemmy Kilminster, zanger van Motörhead. Een citytrip zit vol verrassingen. Over het levendige, drukke, diverse, eclectische Brussel kan ik blogs vol schrijven. Ik zal me inhouden. Ik volgde het traject van de 13e-eeuwse stadsomwalling, waar bijna niets van overblijft, en wanneer ik genoeg plebaantorens en walmuren had gezien, zette ik me met een pastis op het terras van Café Caberdouche. En de lekkerste pannenkoeken van het land vind je in het Maison des Crêpes. Toch droom ik al van de drie- en vierduizenders.
Op de Dag van de Arbeid neem ik de trein naar Keulen. Aan het eind van een rit door de glooiende heuvels van de Blauwe Ardennen en het Aachener Wald wacht de gitzwarte Dom aan de Rijn. Veel later op de dag logeer ik aan de oever van die zelfde machtige rivier, een van de belangrijkste van Europa, maar dan 500 km stroomafwaarts. Vroeg in de ochtend verneem ik de dood van Paul Auster, een van mijn favoriete schrijvers. Het nieuws slaat in als een bom, net als elke trefzekere roman die ik van hem las, van The New York Trilogy tot Baumgartner. Auster heb ik niet bij me, wel Ian McEwan. Ik lees het eerste hoofdstuk, laat af en toe mijn oog vallen op een reebok of ooievaar in vroege velden of een luchtballon aan de horizon. Jules Verne, c'est vous?
Een tweede trein voert me zuidwaarts door het Rijnland, langs industriestad Mannheim, dwars door het Zwarte Woud en tot slot de Zwitserse grens over, bij het Drielandenpunt met Frankrijk. Daar ligt Basel, de derde stad van Zwitserland, die zich vlotjes uitstrekt tot in Frankrijk en Duitsland. Ik bereik de culturele hoofdstad van de republiek in de vroege namiddag, steek de Rijn over, verken de binnenstad met de typische vakwerkhuisjes, uithangborden, terrasjes, fonteinen en sculpturen. Een eerste blikvanger is de fraai beschilderde gevel van het gotische stadhuis op de Marktplatz. Mooie erkers, balkons, klokkentoren, sculpturen, wapenschilden, kleurrijke dakpannen en andere versieringen. Op de Barfüsserplatz is er een 1-meiviering aan de gang, met alles erop en eraan, inclusief rockband, communistische boekstalletjes en Palestijnse vlaggen. Ik koop een veganistische hotdog. De 52 meter hoge evangelische Elisabethenkirche herbergt nu een koffiebar en houdt LGBTQ-vriendelijke misvieringen.
Op deze stralende woensdag bezoek ik ook enkele parken. Kinderen ravotten in de speeltuinen. Ik hoor Duits, Frans en Italiaans door elkaar. Ik verken zonnige buitenwijken waar je alleen maar goedgezind van wordt. Dit is een Zurenborg waar geen eind aan lijkt te komen, met nog meer herenhuizen, sowieso meer groen, en minstens even progressief. Net als de Zwitsers zet ik me in bloot bovenlijf in de zon. Spottend kijkt een vijf meter grote reus me vanachter een boom aan. Ik steek bij een verlaten douanesite de Franse grens over en slenter langs de Rijn te Huningue, in de Elzas. Aan de overkant Zwitserland én Duitsland. Door de Drielandenbrug over te steken stap ik het Duitse Weil am Rhein binnen, in de regio Baden-Württhemberg. Zo komen drie landen die elkaar voortdurend naar het leven stonden mooi samen in één punt, ergens in de Rijn. Meer nog, op deze plek werd de bloederige slag bij Friedlingen uitgevochten. Nog in Frankrijk geniet ik van een cider aan de helft van de prijs van mijn cappuccino in Zwitserland vanmiddag. Aan de brug wappert de Oekraïense vlag broederlijk tussen de twee tricolores.
Ik spendeer de vooravond in Frankrijk met een uitstekende rosé uit de Elzas, terwijl op het terras iedereen rondom me zich aan Flammenküchen te goed doet. De spekgeur moet ik er maar bijnemen. Dineren doe ik in Duitsland, op de uiterste rand van de oever, met zicht op la douce France, terwijl de knobbelzwanen slobberend voorbij dobberen. Weinig eleganters dan een lange witte gevederde hals. Nog maar net ben ik de Duits-Zwitserse grens over of ik passeer het woonhuis van Carl Gustav Jung. Om 19u wordt er op de oever van de Rijn nog in blote bast gefitnesst. De terrasjes lopen vol. De geur van hasj is onmiskenbaar. Een Zwitserse zomerdag op 1 mei. Ik steek met een emissievrije veerpont de rivier over naar het centrum van Basel, waar ik bijna heel de dag ben weggebleven. Ook daar wordt er gretig gechilld aan het water. Hier en daar draait een dj. Op de lommerrijke Münsterplatz omzoomd door typisch Zwitserse huizen met groene luiken zoek ik de verstilling op. De zon is nog lang niet ondergegaan. Onder de gierzwaluwen in het luchtruim mengen zich twee slechtvalken, die rond de klokkentorens van de Münster cirkelen. Op dit vredige plein besef ik hoe nagenoeg perfect deze eerste dag in Zwitserland was. En dat zonder ook maar één Alp te zien.
Aperitieven in Frankrijk. Dineren in Duitsland. Slapen in Zwitserland. Dat laatste doe ik in Klein-Basel, bij de oude kazerne. De havenstad telt niet minder dan veertig musea. Het is op mijn tweede dag 'museumweer' dus kan ik er een paar bezoeken. In de voormalige apotheek Zum Vorderen Sessel liepen Erasmus, Hans Holbein en de alchemist Paracelsus de deur plat. Boeiend museum waar ik over de oude geneeskundige gebruiken leer aan de hand van uitgestalde gebruiksvoorwerpen en medicijnen, van het kauwen op wierook tot een behandeling op basis van uitwerpselen. Onder de voorwerpen verscheidene opiumpijpen, een speciale lepel voor inname van kabeljauwlever, en een gedroogde varkensfoetus. Vervolgens daal ik af in de duistere maar invloedrijke wereld van de alchemie. Ik bezoek de verwilderde kloostergang van de Münster en de overblijfselen van de Galluspoort uit de Romeinse tijd. Bij het theater vind ik de grappige mechanische fontein van Jean Tinguely. Een van mijn favoriete plekjes in het schilderachtige centrum is de Andreasplatz, met een plantenwinkel prettig geschikt rond de apenfontein. In de koffiebar Angel oder Aff luidt de vraag: is man an ape or an angel?
Een van de paviljoenen van het Kunstmuseum is van ver herkenbaar aan de huizenhoge namen van kunstenaars die op de witte gevel worden geprojecteerd. De letters gaan met de klok mee het hele gebouw rond. Hier kan je urenlang schilderijen, beelden en installaties bewonderen. De lijst van beroemde kunstenaars is lang. Ik onthoud de inspirerende werken van Hans Holbein, Konrad Witz, Albrecht Dürer, Hans Memling, Pieter Paul Rubens, verschillende Bruegels, Paul Cézanne, Vincent Van Gogh, Georges Seurat, Claude Monet, Auguste Rodin, Henri Rousseau, Pablo Picasso, Irène Zurkinden, Edvard Munch, Egon Schiele, Otto Dix, Joan Miró, Salvador Dalí, Marc Chagall, Jackson Pollock, Andy Warhol, Ulrike Rosenbach, Richard Serra. En dan zijn er nog de vele street art en moderne muurschilderingen in gans de stad, zoals de rock'n'rollfresco, met ludieke afbeeldingen van The Beatles, Frank Zappa, Nirvana, Janis Joplin...
Ik ga schuilen in een taverne naast de oude papiermolen van Sankt Alban, voor een echte Zwitserse appelcider. Daarna steek ik de Rijn over naar Klein-Basel voor het Museum Tinguely, gevestigd in de rode kubus van Mario Botta, waar ik Jean Tinguely's nutteloze machines bekijk. Je kan ze zelf bedienen met grote knoppen op de grond. De gigantische machines bestaan uit wielen in alle maten, poppen, tuinkabouters, golfclubs, dierenschedels, een in twee gezaagd carrouselpaard, carwashborstels, drilboren, triangels, trommels, cimbalen en nog veel meer rommel. Er is ook een expo met Otto Pienes opblaasbare anemonen. Een maf museum dus ter ere van Basels geliefde enfant terrible. Ik neem de tram naar Grenzach-Wyhlen, in de agglomeratie, maar toch Duits grondgebied. Het is tegen een heuvel gebouwd waar ooievaars nesten en wijn wordt geteeld. Ik stuit er op de ruïne van een Romeinse villa. Ik pak de bus naar Basel en stap af bij de Spalentor, een machtige stadspoort met spitse toren bedekt met Bourgondische dakpannen. Na nog wat omzwervingen zet ik me nog één keer op de oever, niet ver van waar Vrouwe Helvetia verpoost. Net als zij kijk ik naar de oude stad. Hier had ik een fijne tweedaagse citytrip. Hier begint eigenlijk mijn Zwitserse reis nog maar.
Ik ruil de basilisk van Basel om voor de beer van Bern. De hoofdstad van de confederatie ligt tussen de Jura en de Alpen, in een bocht van de rivier Aare. De stad van Toblerone is geen louter administratief nest, maar net als Basel een groene, levendige, progressieve, behoorlijk alternatieve plek. De ruggengraat van het Bernse sociale leven is Die Loft, een aaneenschakeling van gezellige pleintjes boordevol horeca. Op de Bärenplatz, voor het Bundeshaus, het federale parlement met imposante koepel, dansen enkele honderden kinderen. Achter het parlement wordt met reusachtige stukken geschaakt, met zicht op de toppen van het Berner Oberland. Ik wandel van de Käfigturm onder de bogenrijen, de zogenaamde 'Lauben', naar de Zytglogge, uit 1220, en passeer enkele fraaie fonteinen. Toevallig kom ik exact om vier minuten voor elf aan, wanneer de figuurtjes van de beiaard tot leven komen, zeven beren stellen de dagen van de week voor. Het mechanisme deelt de gevel van de stadspoort met een astronomisch uurwerk uit de 16e eeuw. Fraaie schilderingen, vaak met beren, op eeuwenoude huizen.
Op de Korenhuisbrug, zo staat het inderdaad in het Nederlands aangegeven, vertellen twee Nederlanders fier hoe een kleine twintig jaar geleden de hele brug oranje zag van het volk, onderweg naar een belangrijke voetbalwedstrijd. Voor het Korenhuis geeft Hans Giengs kindervretende reus, bovenop de Kindlifresserbrunnen, passerende kinderen al eeuwenlang nachtmerries. De relativiteitstheorie en de massa-energierelatie schreef Albert Einstein in een huis hier in Bern. Een naburige souvenierszaak pronkt met een namaak-Einstein in de vitrine. Ik verken de typische straten met arcaden, fonteinen en kelderzaakjes, bewonder het stadhuis en de Erlacherhof en lunch bij Franstalige Zwitsers in een veggiebar.
Aan de overkant van de Aare ligt de Bärengraben, waar enkele beren rondlopen, een gek gezicht, zo tegen de achtergrond van de Bernse binnenstad. Deze hardnekkige traditie gaat terug tot de 16e eeuw. Vanop de brug brengt het uitzicht op de authentieke, vrij uniform ogende wijken, met hier en daar een kerktoren of eeuwenoude brug, me helemaal in Zwitserse sferen. Hier heeft de hoofdstad meer weg van een provinciestad, op een boogscheut van de bergen. Het beste panorama krijg ik wanneer ik naar de rozentuin klim. Dat de binnenstad in de oksel van de Aare gekneld zit, is vanaf deze hoogte helemaal duidelijk. De Münster, het Bundeshaus en de spectaculaire bruggen domineren het plaatje. Een bronzen beeld van Albert Einstein rust uit op een bankje. Terug in het centrum beklim ik de hoogste kerktoren van het land, die van de laatgotische Münster. Het is een hele klim die me draaierig maakt, maar wat een uitzicht over de stad en de besneeuwde toppen van het Berner Oberland. De lange straten met bogenrijen snijden de stad keurig in stukken. De honderden banieren wapperen op de snede. Tot slot bewonder ik de 234 figuren in het hoofdportaal, een bloedstollende weergave van het laatste oordeel.
Ik neem een trein naar het Juragebergte, dat Zwitserland hier van Frankrijk scheidt. Achter de Mont Racine ligt het horlogemakersstadje La Chaux-de-Fonds. Na een hevige brand werd het stadsbeeld radicaal heruitgedacht. Een nieuw La Chaux-de-Fonds herrees in dambordpatroon. Ik maak een stadswandeling in het teken van de beroemde Zwitserse horloges. Zo krijg ik een privé-performance van het Carillon, een digitaal uurwerk in een park bij het horlogemuseum. Ik neem de lift naar de top van de Tour Espacité om het unieke stratenplan van bovenaf te bekijken en zoek de Villa Turque van Le Corbusier. De wereldberoemde architect werd namelijk in La Chaux-de-Fonds geboren. Ik bezoek een mini-zoo en bekijk moeflons, lynxen, korhoenen, vechtende alpensteenbokken, echte baby rendieren (ik ga de Netflix-serie nog kijken) en een grote haan die me blijft achtervolgen. Een boerderij die aan de brand was ontsnapt en een spectaculaire schildpaddenfontein vervolledigen mijn wandeling. Mijn trein passeert het Kasteel van Neuchâtel, met zicht op het gelijknamige meer en de Alpen. Morgen keer ik terug naar deze driemerenstreek aan de voet van de Jura. Voor ik de kroegen onder de arcaden van de Bernse binnenstad bezoek, steek ik de Korenhuisbrug over. Sterfscène van de regenboog in het oosten. Zonsondergang in het westen.
Op zaterdag ga ik dus 'lakehoppen' in de Jura. In de ochtend neem ik de trein naar Biel of Bienne, gelegen aan de Bielersee en op de taalgrens. Het is het enige volledig tweetalige stadje van Zwitserland. De kleurrijke fonteinen en uithangborden van de Altstadt, de sierlijke huizen van de Ring en de Obergasse, allemaal heel prettig. Op de oever van de Bielersee observeer ik enkele zaagbekken en zwanen die in de clinch gaan. Aan de horizon de besneeuwde toppen van de Alpen, waaronder de verre Matterhorn. In dit meer en de naburige meren werden de restanten van meer dan honderd meerdorpen met paalwoningen opgegraven, dus ook in het meer van Neufchâtel. Het stadje zelf is een sprookje op zich, pittoresk gelegen tussen het meer en het Juragebergte, met een kasteel dat me gisteren vanuit de trein al kon bekoren. Ook de collegiale kerk en het Maison des Halles passeren niet onopgemerkt. Ik ben hier ook voor het Laténium, het grootste archeologische museum van Zwitserland, dat enkele van die vondsten uit de prehistorie tentoonstelt. Ik wandel achterwaarts de geschiedenis in, van de renaissance tot het mesolithicum: een Merovingische graftombe, een Gallo-Romeinse platbodem van 20 meter lang, een menhir met een gezicht, manden uit het neolithicum... heel boeiend allemaal. Op de oever naast het museum vind ik reconstructies van zulke paalwoningen.
Op naar het derde en laatste meer van vandaag, de veel kleinere Murtensee, met het middeleeuwse stadje Murten, hoog bovenop een rots gelegen en omringd door wijngaarden. Hier beet hertog Karel de Stoute in het stof tegen de Eedgenoten. Resultaat: bijna 8000 doden langs Bourgondische kant. Achter de dikke stadsmuren wacht alweer een idyllisch stadje, met als blikvangers de Berntor, het kasteel van Peter van Savoye, de Hauptgasse met arcaden en kelders zoals in Bern, en het barokke stadhuis. Het hoogtepunt is een wandeling door de weergang van de stadsmuren. Het uitzicht over dit beeldschone stadje is de kers op de taart van mijn daguitstapje naar het land van de drie meren. Na nog een natuurwandeling naar de Grengspitz tussen Meyriez en Greng keer ik voldaan terug naar de berenstad.
Ik steek de Aare over naar de Helvetiaplatz voor alweer een ander zicht op de oude stad Bern. Mijn ogen smullen van de Alpen aan de horizon. Ze lijken niet eens zo ver weg. Morgen steek ik ze over. Ik daal af naar de rivier en dineer vlakbij de waterval, met zicht op de Münster. Ik volg een paadje vlak naast de snel stromende Aare, tot aan de berengracht, met het verbluffende zicht op de bruggen en de vakwerkhuisjes, terwijl alle klokken luiden. Van op de douanebrug gooien mannen onder luid gejoel een balk in het water. Een jongen laat zich bodyraftend met de stroming mee voeren. Ik klauter rond, langs en onder de bruggen en ontdek het groene Bern van de kronkelpaadjes en panorama's, een beetje zoals Luxemburg eigenlijk. Terug op het vertrekpunt van mijn late stadswandeling zet ik me bij schemering met een Bernse pint op het terras van Asino, tegenover het casino, en zie de trammetjes van de brug de oude stad binnenrijden.

Meer in deel 2!

zondag 28 april 2024

Ballonnenvrees 27 april 2024

Wie erbij was, zal zich de 117e editie van Ballonnenvrees herinneren als luid, chaotisch, gezellig en vooral legendarisch. Na 'Hades' van Gert Vanlerberghe opende Janan Daniëls met haar frappante watergedicht, zowel grappig als spitsvondig. Er was ook de haast van Ostaijeneske ode aan de levendige Kerkstraat, met de nodige onomatopeeën. Janan Daniëls is een meester-observator en dat hoor je. Van Maike Bretschneider kregen we 'Geluksvogels', 'De zeurder', 'Heimwee', 'Nacht' en 'Grenzen', over het gesplitste Duitsland. Soms haalde ze uit met haar woorden, soms waren ze een warme knuffel. Haar whiskeygedicht en haar duifgedicht 'Ontmoeting in het wassalon' zijn ondertussen twee evengreens. Meer ludieke en diepgaande gedichten van Friso Woudstra, zoals het heerlijke 'Ik geef taal'. Vervolgens zong hij een lied over dichterschap en las hij een speels gedicht bevolkt met Jehovah's.
 
Twee open mic'ers mochten het tweede deel openen. Marco Van Dyck droeg zijn aprilgedicht op aan een bevriende matroos. Je kon zo de zee in zijn woorden ruiken. Dan kwam het boze en vurige 'Klinken, drinken en glunderblinken', liefdevol opgedragen aan zijn vader, waarin hij een boze vuist zwaaide naar onze falende leiders. De obussen die ons om de oren vlogen. De wereldvrede die uitbleef. Olav van Heesch had een vijftal gedichten bij, waaronder 'Brief', 'De zee der vrijheid' en 'Als het even mag: kontje van de dag'. Ook bij hem ging het dus van luchtig naar gelaagd. Verder met de line-up en Rotterdamse kanjer Mark Boninsegna. Hij las 'Een beetje gek' en 'Dichtersbestaan' voor. Olav nam ons mee naar Lyon, Mark naar Charleville-Mézières, maar ook naar Parijs. 'Cimetière Père Lachaise' ging namelijk over neuken op het kerkhof. Met het schitterend bronstige 'Champagne supernova' waren we helemaal bij de pornopoëzie aanbeland. Hij eindigde met het kortste gedicht dat ooit werd geschreven en stak daarna Vondel de loef af.
Tijd voor muziek met Carlos Dyckmans en zijn triphop-/hiphop-band KOALA. Deze Antwerpse band gaf in het najaar en voorjaar al verschillende duo-optredens, telkens met een andere vocalist, en gaat deze zomer op mini-tournee door Antwerpen, zeg maar, met full band. Vanavond was het de beurt aan dichter-rapper Kam. We kregen spoken word en rap op een bedje van akoestische gitaar, nu eens flamenco, dan weer funky. KOALA is altijd al een kruispunt van genres geweest. Wat deze set verfrissend maakte, was dat de gitaarpartijen van KOALA waren en de lyrics van Kam. En die combinatie werd zeer gesmaakt. We kregen het ingetogen 'Waterlelie', het opzwepende 'Light it up', verder 'Oorlog in mijn hoofd'. Naast ijzersterke bars nam Kam ook één keer zijn gitaar vast en droeg het nummer op aan alle moeders. Het Antwerpse duo eindigde met een explosieve track. Café Boekowski maakte er een feestje van.
 
Deel drie opende sterk met singer-songwriter Fruto Hernandez, die net terug was van een wereldreis van 30 jaar. Hij opende met het gedicht 'Pedro' en trakteerde ons daarna op akoestische nummers over Antwerpen, waar hij 30 jaar terug vertoefde. Zo was er 'Eenmaal is scheepsrecht' over wiet in de Lange Beeldekensstraat, waarin hij schipperde tussen Manic Street Preachers en The Scene. De jaren negentig waren zeer aanwezig in zijn muziek. Hij sloot af met 'Eenzaam' en het plezante bluesy 'Lissabon'. Op de open mic mochten we William Roelant verwelkomen, met een door Ilja Leonard Pfeiffer geïnspireerde idylle waarin het vroor dat het kraakte en beren rondwaarden. Ken Post had het over zijn concert in The Crypt, een bar bij Colombia University, al die jaren geleden, en hierop volgde zijn gekende cappella nummer over atomic bomb baaabiiieees.
 
Tim Albus koos deze keer poëzie boven performance, en dat ging hem goed (en hoed) af. Hij bleef maar met neologismes strooien: 'maatschappijn', 'verstoptcontact'... Meestal ludiek, maar daaruit klinkt ook altijd die zwaarmoedigheid die zijn werk typeert. Manuel Somers liet observaties en overpijnzingen klinken in o.a. 'Schaduw', 'Komma' en 'De bomen'. En tot slot was er Sven de Swerts, met een kort verslavingsgedicht als een nachtelijke vuistslag in onze met verschaald bier getaande magen. Die woorden moeten letterlijk hard zijn binnengekomen, want deze korte vlijmscherpe tekst moest hij hervatten, omdat een van de cafégangers halverwege van zijn stuikte en wat er nog restte aan dichters in het café op hem toesnelden om hem weer overeind te helpen. Toch was de grootste klap voor Metejoor, die best wel een hekelgedicht had verdiend. Ook Tim Hofman deelde vanavond in de verbale klappen. Zo herken je ook aan de mikpunten in de poëzie een Belgisch-Nederlandse avond.
 
Het werd er allemaal niet minder luidruchtig en chaotisch op maar laat ik hier het verslag van deze avond maar eindigen. We doen nog minstens twee edities voor de zomer: op 25 mei opnieuw in Café Boekowski en dan op 30 mei weer in Het Maanlicht in Mechelen. Welkom!
 
Meer foto's volgen!

vrijdag 26 april 2024

Ballonnenvrees 25 april 2024

Op de laatste donderdag van april tekenden we weer present in Café Het Maanlicht in hartje Mechelen. Turnhouts dichter Joris Gielen stak van wal met zijn 'Jorisgedichten' over bomen en toverdingen. Tussendoor blééf zijn typetje maar van zijn kruk vallen. Hij koos een vrijwilliger uit het publiek, dat zijn lyrische object werd voor wat bezwaarlijk een liefdesode was. Vreemd en ook best wel hilarisch. Joris sloot af met 'Wonderzeer', een onverwacht eerbetoon aan Johanna Pas, alweer een jaar niet meer onder ons.
Marie Sauter las beklijvende gedichten voor, met telkens een slotzin die lang bleef nazinderen. Haar poëzie is doordrongen van de filosofie, het stadsleven - ronddwalen door de stad is altijd een gespleten beleving. Zo zocht ze de hyena in zichzelf, de worsteling in het hoofd van een kind, met woorden als 'billboardachtige beelden'. Je kon een speld horen vallen in Het Maanlicht.
Net als Marie woont ook Karlijn Sonderen Smit in Gent. Zij had voor ons bij een gedicht zonder boodschap. Zo try-outte ze een performance - een product van haar 'passief pessimisme' - die hypermeta en superzelfbewust was, en dus eigenlijk heel grappig. Zo maakte ze aantekeningen tijdens haar eigen voordracht, voegde iets toe aan een to-dolijst. Eigenlijk ging deze passage op Ballonnenvrees helemaal nergens over. En daarin school dus haar kracht.
Na een pauze was het de beurt aan Marzena Lesińska en haar Engelstalige teksten. Zo hekelde ze deze vervloekte neplente. Met zoveel regen wilde ze echt niemand nog over het lage grondwater horen klagen. Deze creatieve en grappige tekst zal hopelijk niet elke lente opnieuw actueel zijn. Dan volgde een gedicht over het sterrenbeeld schorpioen, vervolgens 'Painting Jealousy'. Van regen over jaloezie tot cafeïne, Marzena's teksten zijn kwaad, ludiek, soms erotisch, altijd intens.
Lies Gallez stelde ons op voorhand de vraag of ons hart beschikbaar was, waarna ze aan een vurig gedicht begon over al het kwaad dat we elkaar aandoen, de mensenrechten die we schenden, harten als massagraven, dromen van bomloze levens, onze plicht om nooit meer te zwijgen. Lies heeft twee publicaties op haar naam staan en zo kwam het dat iemand uit het publiek zelfs een verzoekje had. Speciaal voor Felix Sandon las zij 'Voor mensen die geen troost kennen' voor, een schot in ons hart. Tot slot was er 'Zwaartepunt'. Wat een indrukwekkende set.
Omdat het een rustige editie was, hadden we ook niet zoveel open mic'ers. Gert Vanlerberghe haalde het opruiende '_exit_' nog eens naar boven. Gust Peeters deed hetzelfde met 'Voorbijganger'. Mechels dichter Felix Sandon stelde: echte vrienden zijn als water. Hij sloot de avond af met zijn 'onderwijsklassieker', waarna hij, zijn gekende mantra mompelend, het café verliet en de straat opliep.
 
En zo krijgen we alweer een volgende editie in het vizier, namelijk deze zelfde week nog, op 27 april in Café Boekowski. Voor de volgende Mechelse editie is het wachten tot 30 mei. Tot Ballonnenvrees dus!

vrijdag 19 april 2024

Flavours of the month

As we're really waiting for springtime to actually start, let's look at some of the most exciting songs of early 2024. The Italian post-punk band Tanz Akademie strongly reminds us of the epic Opus Kink. Do check the haunting music video of 'The Ghost'. We witness the first new single for Fontaines D.C., who will release their fourth studio album in August this year. More post-punk with an important message with get with the latest Jools single. And English Teacher, one of the finest English bands of the 20s, have released their debut album, and it's an absolute beauty. One of the longest songs ever to enter our monthly list is for The Decemberists. There's a bit of jazz, a bit of hip hop in this top 30, and we even have a Beatle in our midst. And finally, with Gurriers, The Gluts and The Pleasure Dome the list contains some heavy shit that I can only strongly recommend. Dig in.
 
  1. Tanz Akademie - The Ghost
  2. Whispering Sons - Walking, Flying
  3. Beth Gibbons - Reaching Out
  4. Depeche Mode - People Are Good
  5. Jools - 97%
  6. Kamasi Washington - Prologue
  7. Fontaines D.C. - Starburster
  8. Idles - POP POP POP
  9. Bob Vylan - Reign
  10. English Teacher - The Best Tears Of Your Life
  11. Underworld feat. KETTAMA - Fen Violet
  12. Mdou Moctar - Imouha
  13. Pond - Stung
  14. Maruja - The Invisible Man
  15. Gurriers - Des Goblin
  16. The Gluts - Fight
  17. Pearl Jam - Running
  18. Zero Point Energy - Closer To You
  19. Vampire Weekend - Gen X Cops
  20. Caleb Landry Jones - Hey Dawn
  21. The Decemberists - Joan In the Garden
  22. Real Farmer - The Straightest Line
  23. Billions Of Comrades - Tetons
  24. Pet Shop Boys - Dancing Star
  25. The Pleasure Dome - Your Fucking Smile
  26. A Place To Bury Strangers - Chasing Colors
  27. A Place To Bury Strangers - I Can Never Be As Great As You
  28. Artemas - I Like the Way You Kiss Me
  29. Your Old Droog feat. Method Man, Denzel Curry & Madlib - DBZ
  30. Ringo Starr - February Sky

woensdag 27 maart 2024

De hypnose van Antoine Wiertz

Wat gaat er door het hoofd
voor het van zijn romp wordt beroofd?
 
Kijk diep in mijn ogen en ga op wandel
door de finale gedachtengang
 
van een moordenaar op heterdaad gevat
seconden voor de straf,
 
met beide benen in het graf.
Aanschouw spijt, misschien ook hoop
 
als zeldzame museumstukken
achter de ogen van een roofdier dat
 
geen prooi meer eisen zal.
Mors de plot op een witte huid die,
 
moe van vermeende onschuld,
naar rot en onheil smacht,
 
en zeg me hoe het mes, de bijl, de kogel
mijn geweten als gegoten past.

zaterdag 23 maart 2024

Hedonismuz 22 maart 2024

De eerste twee edities van Hedonismuz dateren alweer van 2018 en 2020 respectievelijk. Het was dus hoog tijd om het kasteel van 252 CC in Ekeren nog eens in lichterlaaie te zetten. De gelegenheid was dat we ondertussen alweer een slordige 11 jaar met Ballonnenvrees in de weer zijn. Dat was wel een klein feestje waard.
Net als bij de vorige edities werden alle kamers van het kasteel benut. Gert Vanlerberghe verwelkomde de gasten van op de trap en trapte de avond af met zijn podiumtekst 'Hades'. Hierna werd het publiek een sfeervol verlichte kamer binnengeleid, waar de aangekondigde Sven de Swerts met zijn Nederlandse kompanen Louis van Londen en Tim Albus wachtten. Deze twee heren had Sven losjes in zijn set verwerkt, ze mochten zelfs openen. De Nederlandse tongval zou trouwens nog vaak door de microfoon klinken deze avond, want bijna elke artiest in de line-up was wel van ergens uit Oranje afkomstig. Sven zelf was in topvorm en braakte de ene snedige tekst na de andere uit, af en toe in zang, want waarom niet? Hierop namen Daryl en David van de Rotterdamse boysband Schaduwvreugd de fakkel moeiteloos over. Voor de gelegenheid propten ze elf Nederlandstalige nummers in een halfuurtje. Zo bezong Daryl zijn geliefde Roffa Town in poëtische klanken terwijl David vinnig zijn gitaar onder handen nam. Van sfeervol tot zelfs catchy, eentonig was de set niet. Met dit dynamische duo is het altijd ambiance verzekerd.
De gastheer leidde de genodigden de trappen op naar de zolder van het kasteel, waar Lieke Oolders, ridder Raaf en zijn schildknaap Nicolas op ons wachtten. Met Joncfrouwe nam het theatergezelschap ons een uur lang nam mee naar de dappere middeleeuwen, en verhalen vol koene ridders, schone jonkvrouwen en hoofse manieren. Al gauw bleken een hypermetagevoeligheid en verlammende filosofische overpijnzingen de grootste vijand van de held, die zich al nuancerend ten gronde dreigde te richten. Zwaarden kletterden, een rondedans passeerde de revue, en we leerden wat bij over de menselijke conditie. Dit afstudeerproject van Lieke Oolders is een hoogst amusante, ronduit hilarische en vooral eigenzinnige trip, die je zolang het nog kan - zeker moet beleven.
We lieten de zolder achter en daalden weer af naar het woordpodium in de foyer, voor nog één laatste podiumdichter uit het hoge noorden. Rick Kemal Gademann, die helemaal van Arnhem kwam afzakken, liet zijn woorden in het rond stuiteren en toonde ons alle hoeken van de kamer. Niet zelden liep hij op een bezoeker af terwijl hij de mantra's van zich af schreeuwde. Hij smeet zich op de grond en bleef er dichtend liggen. We aten zijn poëzie. Altijd een genoegen, Rick! Toen we weer op zolder aankwamen, roken we de onmiskenbare geur van tabak. Pierrette COffrée zat verdoken onder een regenjas te kamperen terwijl de maartse buien tegen het zolderraam kletterden. Moeder Maria ging kamperen en bij volle maan hengelde ze naar een visioen. Wat volgde, was een grandioze lofzang op haar bouffarde, in negen delen, een ode aan het roken, paffen, lurken - met hier en daar een knipoog naar de Goede Week. We hadden op verschillende edities van Ballonnenvrees al enkele delen in try-outvorm gehoord, dus het was geweldig om nu het hele stuk te zien. Nog zo'n zekerheid in het leven: de hoge entertainmentswaarde van de woorden van Pierrette.
De oorverdovende shoegaze van Ohio Mark mocht de avond afsluiten. Jankende gitaren en meedogenloze salvo's deden het concertzaaltje daveren van genot. Het drietal uit Oost-Vlaanderen plukte gretig uit hun repetoire, en zo kregen we onder meer 'Class Of '88', 'Shimmers Of Darkness In Voids Of Happiness', 'Horse' en 'Lucid Lake' te horen. Het weinige publiek dat nog was overgebleven gaf zich volledig over aan de duistere shoegaze van de heren, die er zelf ook duidelijk zin in hadden. Ze hadden al lang niet meer opgetreden en zijn dat dit jaar ook bijna niet meer van plan. Er komt een nieuwe plaat aan en dus heeft de fanbasis weer iets om naar uit te kijken in 2024. Met deze gedroomde slotact zat de derde editie van Hedonismuz erop. Ik wil heel graag alle artiesten bedanken en vooral ook het hele team van 252 CC om deze avond mee waar te maken.
Na een lange maand met een gemiddelde van één editie per week gaan wij er iets langer dan een maand tussenuit. De volgende edities van Ballonnenvrees zijn op 25 april (Mechelen) en 27 april (Antwerpen), ineens twee na elkaar.
 
Foto's: Teutë Kllokoqi